Sloop als laatste optie? Hergebruik als standaard!
Het ArchitectuurPunt nodigde op 28 november 2024 tijdens de 5de * en laatste stadslezing in 2024 uit om na te denken over alternatieven voor sloop en hergebruik van gebouwen en materialen. (*(4de stadslezing is vervangen door Fietstour079)
Bekijk hier de livestream opname van de lezing
Verslag van de lezing
Tekst: Sandra Schluchter
Aanleiding voor dit thema is de aanstaande doorontwikkeling van Zoetermeer als voormalige groeikern. Zoetermeer is een bijzondere stad. Rond een klein dorp is na de Tweede Wereldoorlog in rap tempo een hele stad ontstaan. Daardoor hebben bewoners soms de indruk dat het ontbreekt aan een historische gelaagdheid van de stad. Nu de stad weer gaat doorontwikkelen, staan een aantal gebouwen alweer leeg met onbekende bestemming of zelfs op het punt om gesloopt te worden (zie Mammoet, de Kristalkantorens of de Tango Garage). Maar moeten we dat wel willen?
Juist Zoetermeer zou zuinig moeten omgaan met haar historische gelaagdheid die langzaamaan groeit. Bovendien is sloop gezien een opwarmende wereld en het feit dat we zuinig willen omgaan met grondstoffen, nooit de meest duurzame optie.
De sprekers Wilma Kempinga van adviesbureau Stichting Mevrouw Meijer en Josse Popma van architectenbureau Popma en Ter Steege (PTSA) gaven input voor de paneldiscussie met Margriet Panman (erfgoedadviseur gemeente Zoetermeer) en Arjen van der Burg (Historisch Genootschap Oud Soetermeer HGOS, Heemschut) en de zaal.
Wilma en Josse stelden allebei een aanpak voor hergebruik voor die overdraagbaar is voor andere situaties en gebouwen, ook in Zoetermeer.
Wilma Kempinga
Wilma Kempinga van Bureau MevrouwMeijer trapt de avond af en vertelt over haar praktijk en werkwijze. Stichting Mevrouw Meijer is al 15 jaar gespecialiseerd in advies over hergebruik en transformatie van schoolgebouwen. Wilma is van mening dat schoolgebouwen beter niet gesloopt, maar hergebruikt kunnen worden.
Mevrouw Meijer werkt voor haar advies samen met een bouwtechnisch team, calculatoren en een energiedeskundige op het gebied van scholen en architectuur. In 2024 heeft Mevrouw Meijer samen met architect Maarten van Kesteren met de transformatie van het MBO gebouw Nimeto te Utrecht zowat alle Nederlandse architectuurprijzen gewonnen die er te winnen vielen (van de ARC24 Architectuur Award over de Gulden Feniks 2024 tot aan de Abe Bonnemaprijs).
De naam “Mevrouw Meijer” is ontleend aan het kinderboek van Wolf Erlbruch “Mevrouw Meijer, de merel”: Mevrouw Meijer was een vrouw die zich over allerlei hypothetische dingen zorgen maakte totdat ze een merel opvoedt en ontdekt dat ze de merel zelfs kan leren vliegen en dat zijzelf ook kan vliegen. Een mooie parabel voor de wereld van de onderwijshuisvesting waar keuzes ook vaak vanuit verkeerde veronderstellingen gemaakt worden, stelt Wilma.
Mevrouw Meijer gaat uit van het standpunt dat leerlingen hun vormende schooltijd moeten kunnen doorbrengen in een aangename, waardige en architectonisch hoogstaande omgeving. Naast ouders en leerkrachten ziet Mevrouw Meijer ook het schoolgebouw als vormend voor de leerling. School is een onvergetelijke wereld op zich, er gelden andere regels dan in de buitenwereld. Dit ziet Mevrouw Meijer als iets heel dierbaars. School is een plaats van herinnering die de moeite waard is om aandacht aan te besteden.
Daarbij moet een schoolgebouw functioneren als Barbapapa: Het moet een stabiel gebouw zijn waarbinnen vorm kan worden gegeven aan veranderend gebruik. Want scholen veranderen permanent, ze zijn of te groot of te klein, onderwijsvisies komen en gaan, net zoals leerlingen en leerkrachten. Ook de buitenruimte, het “schoolerf” en de omgeving waarin een school staat is belangrijk. School is altijd een combinatie van binnen- en buitenruimte.
In Nederland bestaan ongeveer 10.000 schoolgebouwen, waarvan er ongeveer 5.000 naoorlogse zijn. Gezien scholen in een tijdsbestek van 40 jaar boekhoudkundig worden afgeschreven, zijn de komende jaren deze hele bulk scholen aan de beurt om getransformeerd, gerenoveerd of gesloopt te worden.
De standaardkeuze is tegenwoordig sloop. Argumenten daarvoor zijn dat
- de onderwijskundige visie niet meer bij het gebouw zou passen,
- men een duurzaam gebouw wil bouwen,
- de uitstraling niet meer van deze tijd zou zijn
- en het goedkoper zou zijn om te slopen.
Deze argumenten worden allemaal gebruikt door de weinige adviesbureaus die de PO-Raad en gemeenten adviseren over de keuze over sloop of hergebruik, vertelt Wilma. De adviezen vallen over het algemeen uit voor sloop. Opmerkelijk daarbij is dat deze adviesbureaus een heel directe band met bouwend Nederland hebben. WC-eend adviseert WC-eend, stelt Wilma.
Maar er is goed nieuws volgens Wilma, want we hebben al genoeg scholen voor Nederland. De scholen van de toekomst staan er namelijk al! Wilma legt vier motieven uit om een schoolgebouw te behouden, en weerlegt daarbij ook de bovengenoemde argumenten om wel te slopen:
- Functionaliteit
In tegenstelling tot het gebruikelijke denkbeeld zijn naoorlogse scholen juist wel heel functioneel. Ze zijn flexibel gebouwd en kunnen aangepast worden aan verschillende onderwijsvisies. Bovendien zijn de klaslokalen ruim en licht. Een klaslokaal uit de jaren 50 is vele malen ruimer dan nu is voorzien vanuit de huidige nieuwbouw budgetten.
- Cultuurhistorie
Scholen zijn erfgoed, ze zijn kenmerkend voor een tijdperk en onderdeel van een wijk en een gemeenschap. Door ze allemaal te slopen, haal je een laag weg uit de geschiedenis en het geheugen van een wijk en een gemeenschap.
- Duurzaamheid
Het groenste gebouw is dus datgene, dat er al staat. De grootste energieslurper is niet zoals vaak gedacht, de verwarming van de klaslokalen maar de bouw van de scholen, legt Wilma uit. Mevrouw Meijer hanteert voor haar advies de ladder van Lansink (een oud CDA kamerlid en een van de grondleggers van het duurzaamheidsdenken). Deze ladder heeft oorspronkelijk betrekking op het afval.
- Geld
Meest duurzaam en ook voordelig is het om bestaande gebouwen te hergebruiken. Renovatie is wat betreft milieu impact en kosten 10 tot 30 % voordeliger dan nieuwbouw over de hele levenscyclus van een gebouw bezien. Behoud en transformatie pakt dus uiteindelijk ook financieel voordeliger uit.
Stappenplan (5 stappen)
Mevrouw Meijer aan de hand van praktijkschool Nimeto, Utrecht, MBO vakschool voor creatieve ruimtemakers
Stichting Mevrouw Meijer wordt ingeschakeld door verschillende opdrachtgevers, die verantwoordelijk zijn voor de schoolhuisvesting. Mevrouw Meijer ontvangt geen subsidies. Scholen of gemeenten krijgen een zogenaamd voorbereidingskrediet, waaruit Mevrouw Meijer meestal wordt betaald. Bij een MBO school is de opdrachtgever de school zelf, bij een basisschool de gemeente en bij een middelbare school het schoolbestuur.
Het traject met Mevrouw Meijer duurt voor een school doorgaans een half jaar waarbij de eerste drie maanden worden besteed aan onderzoek en doorrekeningen en de laatste drie maanden worden besteed aan het ontwerpend onderzoek. In deze 6 maanden zijn vier bijeenkomsten met alle betrokkenen gepland. Pas na dit traject worden schoolbesturen en/of gemeente opdrachtgever richting een definitief ontwerp en de uitvoering, dus voor de bouw zelf. Mevrouw Meijer geeft eigenlijk een spoedcursus opdrachtgeverschap. Dus het traject met Mevrouw Meijer kost wel wat tijd, maar daarna kunnen veel betere beslissingen worden genomen, meent Wilma. Als school moet je het belangrijk vinden om meegenomen te worden in zo’n proces.
Stap 1: Kijken naar de school tot nu toe: Documentatie van de geschiedenis met als resultaat een historische schets en analyse van de school
Mevrouw Meijer gaat terug naar het oorspronkelijke ontwerp van de school en de gedachten daarachter. Nimeto bestond uit voormalig twee verschillende scholen en gebouwen die verbonden werden door een loopbrug.
De oorspronkelijke schilderschool is een gebouw van architect Dingemans uit 1968. Het tweede gebouw was een slagersvakschool van de bekende architect Fledderus uit 1973. De slagersschool vertrok in 2002. Daarna nam Nimeto het gebouw over.
Stap 2: Alles op een rijtje: Inventarisatie van de eisen vanuit het onderwijs en gebouwkenmerken met als resultaat een voorlopig programma van eisen
Mevrouw Meijer onderzoekt welke eisen en wensen leerkrachten en de schoolleiding hebben.
Daarnaast doet het bouwtechnisch team een bouwtechnisch onderzoek en worden de kosten berekend om de school zonder functionele aanpassingen op nieuwbouwniveau te brengen. Dan wordt een vergelijking gemaakt met de kosten voor sloop en nieuwbouw.
De belangrijkste eis bij Nimeto was de groei van het aantal leerlingen van 1350 naar 1700 leerlingen.
Stap 3: Ontdekken wat je kunt kiezen: Ontwerpend onderzoek door drie verschillende architectenbureaus met als resultaat drie ontwerpen op VO-niveau (Voorlopig ontwerp of voorontwerp)
De leukste stap wat Wilma betreft. Mevrouw Meijer ziet de transformatie van een bestaande school nadrukkelijk als een ontwerpopgave en vraagt steeds drie verschillende architecten/architectenbureaus die nog nooit een school hebben gebouwd om een ontwerpend onderzoek te doen over welke ruimtelijke mogelijkheden en kansen de school zou hebben. Dit omdat de regels van Europese aanbestedingen in Nederland zo worden geïnterpreteerd dat je eigenlijk nooit aan de slag kunt als architect met nog geen school op je naam. Bij Mevrouw Meijer mag je als architectenbureau een keer meedoen, voorwaarde is uiteraard dat je een bevlogen architect bent.
De drie architectenbureaus die uitgekozen werden voor een voorontwerp voor Nimeto waren: Architectuur Maken, Bureau SLA en Studio Maarten van Kesteren
Het hele traject werd doorlopen met een groep van ongeveer 50 mensen. De directeur van school wilde graag iedereen betrekken die geïnteresseerd was: studenten, leerkrachten, ondersteunend personeel, maar ook een stedenbouwkundige van de gemeente en iemand van monumentenzorg zat erbij. De architecten bedachten ideeën om uit te breiden op het dak (Architectuur Maken), een groot volume te maken als verbindend element tussen de scholen (Bureau SLA) en de kelderverdieping te activeren (van Kesteren).
Stap 4: De koele cijfers: De drie scenario’s werden vervolgens doorgerekend met als resultaat een calculatie van de drie ontwerpen en als referenties een nulmeting en een sloop-nieuwbouw berekening
Nadat ook de kosten voor de drie verschillende voorontwerpen volledig werden doorgerekend en een calculatie zowel financieel als op het thema duurzaamheid werd gemaakt, maakt de opdrachtgever een keuze. In het geval van Nimeto werd het ontwerp van Studio Maarten van Kesteren gekozen en werden daarmee de kelders (600 m2) bij het actieve leven van de school betrokken.
Stap 5: Nieuw leven: Het getransformeerde gebouw
In het geval van Nimeto werd de hele uitvoering van de transformatie samen gedaan met studenten. Studenten van een hout- en meubileringscollege uit Rotterdam hebben de meubels gemaakt. Het schilderwerk is gedaan door studenten van Nimeto zelf. De binnenplaats is veranderd van parkeerplaats naar tuin, en wordt nu in de avonden en in de weekenden ook gebruikt door de buurt. De gehele uitbreiding is gedaan bijna zonder bij te bouwen.
Wilma Kempinga roept op om deze werkwijze te kopiëren. Als je van scholen ontwerpopgaven maakt, kan je dit bereiken met al die 5.000 scholen die de komende jaren aan de beurt zijn.
Aanbevelingen en tips voor Zoetermeer
Wilma legt uit dat gemeenten in Nederland verplicht zijn om een meerjarenplan voor het onderwijshuisvestingsbeleid op te stellen. Dit beleidsplan heet “Integraal HuisvestingsPlan (IHP)” en behelst meestal de plannen voor minimaal 5 jaar opgesteld. Integraal betekent in deze “alle scholen binnen de gemeente”, en niet “rekening houdend met alle factoren zoals erfgoed of stedenbouw” licht Wilma toe. Gemeenten huren hiervoor adviesbureaus in om de bestaande voorraad in kaart te brengen. Er wordt met een stoplichtsysteem gewerkt. Wilma leest voor haar werk vaak IHP’s van verschillende gemeenten en merkt op dat voor bijna alle scholen van voor 2000 het stoplicht op rood staat.
Ook het IHP Onderwijs van Zoetermeer 2023 – 2027 stelt voor een aantal Zoetermeerse scholen sloop en nieuwbouw voor, zoals voor de Keerkring of het Zwanenbos. In het IHP staat: “Met de nieuwbouw wordt tevens aangesloten bij de ambitie uit de Kadernotitie om de levensduur van eerste generatie schoolgebouwen met gemiddeld 10 jaar te verkorten om de versnelling van de duurzaamheidsambities te realiseren.” (IHP, p. 12, 13, 14, 15, 16)
Dit kan als fundamentele drogredenering worden beschouwd, legt Wilma uit. Duurzaamheid begint uiteraard niet pas met nieuwbouw. Duurzaamheid gaat over een verstandige, behoedzame omgang met het bestaande en over de lange termijn, niet alleen over de toekomst maar ook over het verleden. Je kijkt eerst wat je al hebt, en wat hiervan kan voortbestaan. Harde cijfers zouden hier onderdeel moeten uitmaken van de afweging, ook de CO2-impact zou meegewogen moeten worden. Het groenste gebouw is immers datgene dat er al staat.
Tip van Wilma: Informeer raadsleden! Raadsleden binnen een gemeente besluiten over een IHP, maar hebben vaak weinig kennis, ze moeten immers over erg veel onderwerpen en thema’s besluiten nemen. Het is dus van belang om raadsleden goed over de te maken keuzes binnen een IHP voor te lichten en te informeren.
Architect Josse Popma van Popma Ter Steege architecten
Architect Josse Popma van Popma Ter Steege architecten (www.ptsa.nl) kijkt naar hergebruik van zowel gebouwen als materialen. PTSA krijgt door haar projecten “BioPartner5 en “Kantoor Vol Afval” steeds meer grip op de CO2-uitstoot van een bouwopgave. Vorig jaar verscheen het boek Reuse to Reduce (zie beneden) naar aanleiding van het laboratoriumgebouw “BioPartner5” op de Campus in Leiden, waar het Popma en Ter Steege lukte om veel materialen te hergebruiken. Onder andere werd een staalconstructie van een gesloopt gebouw hergebruikt voor deze “nieuwbouw”. Dit was een eye opener. Achteraf berekende PTSA samen met het Dutch Green Building Council en het Nibud de CO2-uitstoot van het gebouw. Het gebouw bleek uitstekend aan te sluiten op de gedachten van “Paris Proof” bouwen en het denken in CO2-budgetten. Een mooie en overdraagbare manier om grip te krijgen op de impact die de bouw heeft, stelt Josse.
In het vervolg op BioPartner5 werkte PTSA samen met het Rijksvastgoedbedrijf aan een voorbeeldproject voor renoveren, het “Kantoor Vol Afval” (KaVA) op voormalig vliegveld Valkenburg in Katwijk. Opdracht daarbij was om zo veel mogelijk materialen te hergebruiken in de renovatie.
“Paris Proof” en “CO2-budgetten”
Josse legt de begrippen “Paris Proof” en “CO2 budget” beter uit: Door het Dutch Green Building Council is gekeken naar wat de materiaal gebonden CO2-emissies zijn in de bouw. Simpel gezegd gaat de CO2 emissie over alle energie die nodig is om een materiaal vanuit een mijn naar bijvoorbeeld een gevel van een gebouw te halen. In het klimaatakkoord van Parijs is vastgesteld hoeveel CO2 de wereld nog “mag” uitstoten om binnen de anderhalve graad Celsius opwarming te blijven. Dat is een vrij abstract getal van 400 gigaton. Doorgerekend op het inwonersaantal voor Nederland is dit 909 megaton. Gezien 11 % van de nationale Nederlandse uitstoot bouw gerelateerd is, zijn er nog ongeveer 100 megaton voor de bouw om “uit te geven”.
Vervolgens werd een prognose over toekomstige bouwactiviteiten gemaakt en zijn grenswaarden voor materiaal gebonden emissies per vierkante meter voor renovatie en nieuwbouw vastgelegd. De waarden voor nieuwbouw liggen redelijkerwijs iets hoger dan voor renovatie. Maar deze waarden moeten hoe dan ook teruglopen, wil Nederland haar belofte nakomen om in 2050 klimaatneutraal te zijn.
Het Kantoor Vol Afval (KaVA)
Het Kantoor Vol Afval (KaVA) zit op een waarde van 71 per m2 en daarmee ruim onder de te halen norm van 2024, legt Josse uit. De renovatie van dit project heeft 80 % minder uitstoot dan eenzelfde gebouw als nieuwbouw. Dit is dan wel een gigantische reductie in CO2 gebruik, maar het vraagt voor alle betrokkenen bij het project heel veel inzet en commitment, weet Josse.
Maar desalniettemin is er dus een duidelijke route voor emissiereductie in de bouw naar 2050 toe. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft veel vastgoed met een renovatieopgave in bezit, en wilde met KaVA als voorbeeldproject uitzoeken hoe deze route naar 2050 te bewandelen valt en hoe de eigen vastgelegde kaders en doelen haalbaar zijn.
KaVA, een gebouw van defensie, staat op het hangar-gebied van voormalig vliegveld Valkenburg in Katwijk, heden een van de grootste uitbreidingsgebieden in de Randstad. De plannen voorzien sloop van de hangar en de bouw van een nieuwe woonwijk. Echter loopt de verkoopprocedure van de grond aan de gemeente Katwijk vertraging op en is besloten het hangar-gebied als tussenfase voor minimaal 10 jaar te heractiveren. Josse hoopt dat deze heractivatie een dusdanig succes wordt dat de hangar-gebouwen behouden blijven en later onderdeel worden van de nieuwe woonwijk. Het behoud van de geschiedenis als vliegtuigbasis lijkt Josse namelijk ook heel waardevol voor de identiteit van de wijk: de plek waar vroeger Orion vliegtuigen onderhouden werden is nu immers een plek waar nieuwe technologie om te vliegen wordt ontwikkeld. Het Kantoor Vol Afval wordt nu namelijk gebruikt door Unmanned Valley, een organisatie voor bedrijven die drone-technologie ontwikkelen. Deze gebruiker was weliswaar al bekend bij de start van de ontwerpopgave, maar had geen invloed op de vormgeving.
KaVA is een vrij typisch gebouw voor het vastgoed van defensie: Het omvat ongeveer 2.000 m2 en was voor de renovatie een degelijk kantoorgebouw uit de jaren 80, maar had niet meer de kwaliteit die het Rijksvastgoedbedrijf voor haar kantoren wenst. Het gerenoveerde gebouw moest aan het handboek voor Rijkskantoren voldoen, maar er mochten zo min mogelijk nieuwe materialen worden gebruikt.
Ook voor KaVA is de ladder van Lansink van toepassing. (zie afbeelding eerder in verslag). Voor alle gemaakte keuzes werden vier stappen doorlopen:
- Kunnen we het behouden? Kan de nieuwe standaard voor kantoorgebouwen worden behaald met behoud?
- Kunnen we de onderdelen die we slopen uit het gebouw weer hergebruiken op de locatie zelf? Ergens anders?
- Als we dan toch een materiaal nodig hebben, kunnen we dat gebruikt van elders halen (donormateriaal)?
- Als er geen donormateriaal beschikbaar is, is biobased oftewel plantaardig materiaal zoals hout de eerste keuze.
Uiteindelijk hoefde PTSA de vierde stap nauwelijks te gebruiken. Josse licht de eerste drie stappen toe met voorbeelden:
Stap 1: Behoud:
Het gebouw bestaat uit een betonnen casco met binnenwanden van metselwerk, keramische tegels op de vloeren en massief houten plafonds. Het is niet prachtig mooi, maar wel degelijk, legt Josse uit. En het zijn allemaal goede materialen waar je iets mee kunt. Als je gebouwonderdelen wilt behouden, moet je zeer precies werken op de bouwplaats, weet Josse. Er is heel veel en met voorzichtigheid gezaagd. 50 % van de binnenwanden zijn behouden, de wanden die moesten wijken voor openingen, zijn weggezaagd. Er zijn openingen in de daken gemaakt om meer licht naar binnen te krijgen. PTSA heeft uitgezocht hoe groot de openingen kunnen worden gemaakt zonder dat daarvoor een extra constructie nodig is. Dit zijn leuke opgaven voor een architect, vindt Josse! De grootste ingreep vond plaats bij het entreegebied waar verschillende verdiepingen met elkaar zijn verbonden.
Stap 2: Hergebruik
Voor de materialen die weggehaald werden zoals de bakstenen muren, werd gekeken of deze elders in het gebouw hergebruikt konden worden. Een deel van de bakstenen muren zijn als elementen hergebruikt voor nieuwe wanden. Het zijn blikvangers in de entree geworden. En ook de balustrades zijn van deze baksteen-elementen gemaakt. Het geeft een mooi effect als nieuw en bestaand zo door elkaar geweven is. De ingreep sluit daardoor op een natuurlijke manier heel goed aan aan het bestand.
De houten plafonds voldeden niet meer aan de nieuwe brandvoorschriften. Daarom zijn deze voorzichtig losgemaakt, bewerkt en behandeld en kwamen als “nieuwe” plafondelementen terug in het gebouw. Ze zijn nu sfeermaker voor een warme ontvangst bij binnenkomst.
Stap 3: Gebruik van donormateriaal
Bij start van het project is een groot donorgebouw gevonden, een kantoor van ABN AMRO dat het nieuwe hoofdkantoor van ABN wordt. Dit donorgebouw werd helemaal ontmanteld. Vervolgens mocht PTSA met haar partners kijken wat uit dat gebouw herbruikbaar was voor KaVA. Er is veel gevonden in het donorgebouw: systeemwanden, plafonds, verlichting, maar ook klimaatplafonds en glazen wanden. Het ABN AMRO gebouw is dan ook 70.000 m2 groot, er was dus voor KaVA een overdaad aan materiaal aanwezig.
Hergebruik is vaak een arbeidsintensief proces. Dit loont vooral bij waardevolle materialen die kostbaar zijn om te produceren zoals de luchtbehandelingskasten. Het zijn dure elementen, en er is veel kennis over het reviseren en het onderhouden van deze elementen. Deze zijn dan ook uit het donorgebouw gehaald. Ook de klimaatplafonds komen uit het ABN gebouw. In KaVA zijn er eilanden aan het plafond van gemaakt. Je kan bij twijfel ook de afweging maken om in arbeid te investeren en om te hergebruiken in plaats van nieuwe materialen uit soms verre oorden te kopen. Maar er zijn ook gebouwonderdelen die nieuw erg goedkoop zijn zoals luchtkanalen. Deze zijn bijna niet rendabel te hergebruiken. Zo moet voor elk onderdeel van een gebouw apart beoordeeld worden of hergebruik loont. Het is bovendien ook handig om naar de verschillende onderdelen van een gebouw te kijken en zo een hergebruiksopgave behapbaar te maken.
Al met al zijn 18 “circulaire producten” en materialen in KaVA hergebruikt. De impact hiervan is samen met het Rijksvastgoedbedrijf berekend en er is een website gemaakt met 18 lessen die getrokken zijn uit dit project.
Enthousiaste vakmensen, hogere arbeidskosten, lagere materiaalkosten
Gezien de opwarmende aarde en de Nederlandse ambitie klimaatneutraal te worden, is een reductie van CO2 in de bouw noodzakelijk, stelt Josse. Maar het is ook erg leuk om op deze manier te werken! Je werkt samen met bevlogen mensen en hebt hetzelfde doel. Je stelt ambities en kijkt hoe en of je deze kan waarmaken. Voor KaVA heeft PTSA samengewerkt met Vink Bouw. Josse heeft veel waardering voor het vakmanschap op de bouw, hij ziet vakmensen opleven, omdat nieuwe oplossingen bedacht moeten worden en daarmee hun vakmanschap wordt uitgedaagd.
Improvisatievermogen, In hoeverre is zo’n bouwproces planbaar?
Ook de manier van werken voor de architect wordt anders: Hergebruik kost veel meer uitzoekwerk en ook preciezer werk op de bouwplaats dan nieuwbouw. Je hebt zowel opdrachtgevers nodig die het avontuur aan willen als ook een heel team dat zich committeert aan deze opgave.
Als architect van renovatieprojecten dien je sowieso over een bepaalde mate aan improvisatievermogen te beschikken, er gaat veel anders dan gepland. In het geval van KaVA kon echter goed voorbereid en gepland worden: PTSA mocht haar sloopaannemer kiezen, en het donorgebouw zelf was vroeg in het proces duidelijk. Hierdoor kon PTSA meteen ontwerpen met de beschikbare materialen uit het ABN AMRO gebouw. En ook de eigenaar van het donorgebouw wilde graag samenwerken. Dus de slooppartij van het ABN gebouw was ook al gevraagd om de gesloopte materialen weer in de markt te zetten.
De sloop van het donorgebouw en de werkzaamheden van het te renoveren gebouw moeten idealiter hand in hand gaan. Als de sloopwerkzaamheden van het donorgebouw sneller gaan, moeten materialen soms duur opgeslagen worden, als het te langzaam gaat vertraagt ook het proces van het te renoveren gebouw. Dat alle neuzen dezelfde kant op staan is cruciaal.
Evenwicht van vraag en aanbod is er nog niet
Er zit uiteraard handel in sloopmaterialen ook al verdwijnt nu nog ongelooflijk veel materiaal in containers en wordt verbrand. Slooppartijen zijn zich in toenemende mate bewust dat herbruikbaar slopen een selling point is. Circulair slopen is heden vaak ook vastgelegd in aanbestedingen van gemeenten, en het aanbod aan materiaal wordt steeds groter. Aan het hergebruik van deze materialen schort het echter nog. Mensen moeten dus ook bij hun nieuwbouw of renovatie op zoek gaan naar deze gebruikte materialen, anders komt vraag en aanbod niet in evenwicht.
Er bestaan steeds meer materiaal- en donorsites voor de bouw. Dat is wel nuttig, maar het beste werkt het als je rechtstreeks contact hebt met een donorgebouw weet Josse. Het is wel makkelijk om materialen te bestellen, maar het werkt ook erg inspirerend als je door mogelijke donorgebouwen heen kan lopen en ziet wat er ter beschikking is. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft tegelijkertijd met de renovatie van KaVA ook een materiaal-site opgezet om in ieder geval intern materialen goed te kunnen verdelen en hergebruiken.
Een nieuwe esthetiek, maar wanneer is het goed genoeg?
Stadsbouwmeester Ronald Knappers vindt dat we in een nieuwe fase van bouwen zijn beland. Door hergebruik ontstaat een nieuwe soort esthetiek.
Josse en Wilma vertellen dat het soms lastig is een balans in te vinden. Zo kreeg Nimeto bijvoorbeeld kritiek van een architectenjury omdat de toiletten niet vernieuwd waren. Aan de ene kant moeten we af van het idee dat steeds alles vernieuwd moet worden, want onderdelen van gebouwen zijn vaak nog wel degelijk en functioneel. Aan de andere kant moet ook een gerenoveerd gebouw met hergebruikte materialen een mooi geheel vormen, goed leesbaar zijn en een fijne plek zijn voor een brede doelgroep. Omdat iets tweedehands is, hoeft het er lang nog niet zo uit te zien, vindt Josse. De architectuur moet uiteindelijk een breed publiek aanspreken, want Jan en alleman moeten overtuigd worden dat hergebruik de goede weg is.
Panelgesprek met Margriet Panman (adviseur erfgoed en ruimtelijke kwaliteit, Secretaris Stadsbouwmeester en Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, gemeente Zoetermeer) en Arjen van der Burg (HGOS)
Margriet Panman werkt al 30 jaar in het vakgebied erfgoed, waarvan vijf jaar in Zoetermeer. Onder haar bewind is het naoorlogse erfgoed van de New Town Zoetermeer geïnventariseerd. Het onderzoek is in april 2024 door het college vastgesteld en staat inmiddels op de website van het stadsarchief (hetgeheugenvanzoetermeer.nl onder het kopje ‘thema’s’). Het nieuwe erfgoed (Post 1965) staat ook landelijk in de belangstelling, vertelt Margriet, want het besef over erfgoed is gewijzigd. Zo zou het gesloopte wijkcentrum in Meerzicht nu waarschijnlijk niet meer gesloopt worden. Margriet stelt het Zoetermeerse Monuta Gebouw voor. Het is qua vormgeving en functie behoudenswaardig, het was het eerste uitvaartgebouw zonder religieuze achtergrond. De omgeving ervan wordt nu geherstructureerd en verdicht. De structuur van het gebouw wordt daarbij als uitgangspunt genomen.
Arjen van der Burg van het Historisch Genootschap Oud Soetermeer (HGOS) vult aan dat na de inventarisatie nu ook nog een stap wordt gezet in het aanwijzen van gemeentelijke monumenten Post 65. HGOS was lang gericht op de gebouwen die voor 1965 gebouwd werden, maar bekommert zich sinds een aantal jaren ook om de gebouwen van na de Tweede Wereldoorlog.
Kristalkantoren en de Mammoet
Arjen stelt twee ter discussie staande gebouwen voor. Ze zijn geïnventariseerd en staan in de kantorenstrook van Meerzicht, het Bredewater. Hier vindt de nieuwe gebiedsontwikkeling “Entree” plaats. In het kader daarvan is vooral over de straten nagedacht, vertelt Arjen. De invalsweg vanaf de snelweg richting het centrum van Zoetermeer met bomen en een parkway-achtige vormgeving (Afrikaweg) wordt volgens het nieuwe concept omgezet naar een stadsstraat, die in deze vorm in Zoetermeer nog niet bestaat. Aan deze straat zijn nieuwe gebouwen ontworpen in een hogere dichtheid. De ruimte is er natuurlijk, stelt Arjen, maar er staan twee gebouwen in de weg. Een ervan is de Kristalkantoren (1977-1981). Het is een sprekend voorbeeld voor een structuralistisch kantoorgebouw, de cultuurhistorische waardering is gelukkig nu heel goed beschreven. De Kristalkantoren zijn officieel niet meer in gebruik, er wonen enkele huurders anti-kraak.
Het tweede gebouw is de Mammoet, het voormalig Abva Kabo-kantoor uit 1980. Het heeft een bijzondere vormgeving, plattegrond en interieur. Dit gebouw is wel nog in gebruik.
Behoud als startpunt? Kijk eerst goed wat je al hebt voordat je sloopt!
In het masterplan en de maquette van de Entree hebben deze twee bijzondere gebouwen stilletjes plaatsgemaakt voor nieuwbouw. De vraag is of ze slooprijp zijn, en wat eigenlijk het vertrekpunt is van de nieuwe ontwikkelingen. Het beginpunt zou niet sloop moeten zijn, maar respect voor het bestaande, vooral in Zoetermeer dat vrijwel geheel op een tabula rasa werd gebouwd, stelt Arjen. Deze twee gebouwen zouden ankerpunten voor het geheugen van de stad kunnen zijn. Arjen verwijst naar de bouwverordening van het stadsgewest Brussel, waarin is opgenomen dat alleen bij uitzondering gesloopt mag worden.
Margriet Panman vertelt dat je als adviseur erfgoed sowieso eerst uitgaat van behoud, maar je moet ook realistisch zijn. Als adviseur erfgoed moet je vooral je huiswerk goed hebben gedaan. De erfgoedwaarden moeten duidelijk zijn, en daarbij is uiteraard niet alleen het gebouw zelf maar ook de stedenbouwkundige context van belang. Je kijkt naar wat in de loop der tijd wel en niet is goed gegaan, en hoe het oorspronkelijke idee wel weer zou kunnen functioneren. Nadat een aantal vragen zoals die naar mogelijk hergebruik, herbestemming of transformatie zijn beantwoord, kan de conclusie alsnog zijn dat gesloopt moet worden.
Maak er een ontwerpopgave van!
Wilma Kempinga zou veel verder willen gaan. Het maakt haar in principe niet uit of iets erfgoed is of niet. Het gebouw staat er immers al en dat moet eigenlijk al genoeg zijn om te onderzoeken wat je ermee kan. Mevrouw Meijer moest nog nooit constateren dat er niets meer mogelijk is met een bestaand gebouw. Maar je moet er wel een ontwerpopgave van maken. Alle architecten beginnen tenslotte ook met een analyse over de gedachten achter het oorspronkelijke ontwerp en de stedenbouwkundige setting. Sloop is kapitaalvernietiging en CO2 vernietiging, stelt Wilma.
Nemen we het akkoord van Parijs wel serieus?
De grootste CO2 besparing boek je met het behoud van de funderingen en het casco gebouw. Deze twee gegevens als ontwerpopgave te zien, is cruciaal. Het is inmiddels ook niet meer de vraag of we een behoedzame omgang en behoud van bestaande gebouwen wel willen, we moeten wel. Als we doorgaan zoals nu de praktijk is, hebben we in 2030 een bouwstop, waarschuwt Wilma. Vooropgesteld dat we onze afspraken nakomen en het klimaatakkoord van Parijs serieus nemen.
Ook al redden we de 1,5 graad Celsius opwarming toch niet meer, ontslaat ons dat niet van de verplichting ons in te spannen voor een reductie van CO2. Naast het klimaatakkoord komt er over een klein aantal jaren Europese regelgeving voor de bouw met prestatieafspraken, weet Josse. Door Europese regelgeving steeds strenger te maken door de jaren heen is dit ook met ons energieverbruik gelukt. Het idee is dat dit ook voor het bouwen zelf zo gereguleerd wordt. Doordat gebouwen steeds minder energie gebruiken is de focus nu verschoven naar het bouwen zelf. In Denemarken is de CO2 reductie in de bouw al in de wetgeving opgenomen, en neemt het hergebruik van gebouwen en materialen een enorme vlucht. In Frankrijk wordt de regelgeving ook al scherper, de vraag is wanneer het in Nederland zo ver is. We kunnen zelf alvast beginnen, vindt Josse!
Betere regelgeving
Je kan met regelgeving veel bewerkstelligen, zie de bouwverordening van het Brusselse gewest waar je alleen in uitzonderlijke gevallen nog mag slopen. Je zou ook als regel kunnen stellen dat je het bestaande bouwvolume alleen mag behouden als je gaat renoveren. Als je sloopt, wordt het automatisch kleiner, stelt Wilma voor. De hele regelgeving zou erop gericht moeten worden dat sloop ontmoedigd wordt. Hergebruik moet een rendabele ontwerpopgave zijn.
Oproep tot actie!
Hoe gaan we deze urgentie overbrengen naar mensen die besluiten nemen over sloop of hergebruik? Er werd in de zaal opgeroepen tot actie! Maar wie gaat er voor stenen actie voeren? Josse Popma denkt dat het altijd een uitkomst is om de desbetreffende buurt goed bij nieuwe plannen te betrekken. Heel vaak wordt immers gesloopt om vervolgens veel meer volume op dezelfde plek neer te zetten en daarmee veel geld te verdienen. En daar is over het algemeen veel weerstand tegen uit de directe omgeving: ontzettend veel projecten lopen vast en belanden bij de Raad van State. Het zou een verlichting zijn als dit minder vaak voorkomt. Ook in Leiden, waar PTSA nu een school herontwerpt, is de buurt in actie gekomen voor het behoud van de school. Wilma oppert dat wij als burgers en als maatschappij meer vragen moeten stellen aan bestuurders en gemeenteraadsleden. Want ligt er eigenlijk een degelijk onderzoek naar de mogelijkheden behalve sloop? Waarom wordt er zo veel geld voor sloop en nieuwbouw uitgetrokken?
Wij moeten als burgers dingen proberen te veranderen en in beweging zetten, denkt Wilma, want van de overheid hoeven we dit niet te verwachten, zeker niet met de huidige regering. Dus een oproep tot actie!
Maar die woningbouwopgave…
Stadsbouwmeester Ronald Knappers denkt dat het behoud van beeldbepalende gebouwen en ensembles voor Zoetermeer belangrijk is. Zoetermeer is de laatste tijd immers op zoek naar haar identiteit, zeker ook binnen het nieuw te ontwikkelen gebied “Entree”. De scholen en de kantoren die ter sprake kwamen, zijn juist ook de smaakmakers voor de stad, en daar moet Zoetermeer zuinig op zijn. Tegelijkertijd ziet Ronald ook een dilemma: We hebben woningnood en Zoetermeer gaat hoe dan ook groeien. Daar horen ook voorzieningen bij. Waar gaan we deze ruimte vinden? Een van de grote kwaliteiten van Zoetermeer zijn de geweldige groenstructuren. Daar is Zoetermeer dan ook heel zuinig op, en terecht! Op een plot zoals bij de Kristalkantoren kunnen wel 800 tot 900 nieuwbouwwoningen gemaakt worden, je maakt er dus ongeveer 1600 mensen gelukkig mee. Dat perspectief mag ook niet worden vergeten, vindt Ronald. ‘Je moet er een balans in zien te vinden.’
‘Niet te weinig slaapkamers, maar te weinig voordeuren‘
Wilma stelt dat je eerst moet inventariseren hoe de gebouwen die er nu al zijn eigenlijk gebruikt worden. We hebben niet te weinig slaapkamers, we hebben te weinig voordeuren, citeert Wilma. Hoe kan woonruimte deels in de bestaande voorraad gevonden worden?
Platform Woonopgave heeft onderzoek gedaan naar de woningopgave. In de gemeente Rotterdam bijvoorbeeld zou volgens Platform Woonopgave de vraag naar woningen net zo groot zijn als het aantal leegstaande kantoorgebouwen. Voor Zoetermeer als geheel zou geïnventariseerd moeten worden of er mogelijkheden zijn leegstand te heractiveren en te transformeren. Dit neemt niet weg dat er toch gebouwd moet worden, stelt Arjen.
Verschil tussen schoolgebouwen en andere bouwopgaven. Kies je strijdtoneel!
Josse: Schoolgebouwen zijn heel goed te hergebruiken. Het is evident: De business case klopt, en ze zijn vaak al in eigendom van de gemeente. Bij andere gebouwen zoals de kantoren of woningbouw liggen eigendomsverhoudingen dikwijls anders, het is iemands vastgoed, en in vastgoed zit gewoon handel. Bij de woningbouw zitten er nog andere drijfveren achter, ook financieel, maar het is ook een sociaal-maatschappelijke en een verdichtingsopgave. Voor hergebruik van scholen kan je de strijd makkelijker voeren. Je moet goed over nadenken waar je de strijd aangaat.
Hoe maak je een monument? Zijn er kaders voor de gemeente?
Margriet legt uit dat het een veel voorkomende misvatting is dat met het aanwijzen van een monument het behoud van het hele gebouw onder zou vallen. Als gemeente bepaal je zelf op welke manier je gemeentelijke monumenten wil beschermen. Je kan bijvoorbeeld alleen de buitenkant of alleen de binnenkant of ook gewoon het concept of het idee van een ontwerp beschermen. Als daarentegen het rijk monumenten aanwijst, heb je als gemeente minder invloed. Het rijk is nu bezig om 100 gebouwen in Nederland uit de periode van 1965 – 1990 als monument aan te wijzen. Er zullen misschien een paar gebouwen uit Zoetermeer ertussen zitten. Het slechtst voor het behoud van een gebouw is trouwens leegstand, legt Margriet uit, zoals bij de Kristalkantoren nu het geval is.
De ziel van de stad moet voldoende worden gewogen
Doel van de Entree is het ook te verbinden: stadsdelen met elkaar en het station met de stad. Maar deze gebouwen handhaven en deels transformeren zou wel heel waardevol zijn. Zorg er in elk geval voor dat je iets kan handhaven van de ziel van wat er ooit was, wordt in de zaal geopperd. Vaak worden er toch op basis van spreadsheets en kosten beslissingen genomen. En als ontwikkelaars zeggen dat sloop en nieuwbouw veel sneller klaar zal zijn dan hergebruik, hebben bestuurders en raadsleden daar wel oren naar. Snelheid is buitengewoon belangrijk. Maar de ziel van de stad moet beslist beter worden gewogen. Het voorstel om de omgeving van de kantoorgebouwen mee te laten praten, en om de gebouwen minimaal als concept in een nieuw plan terug te laten komen, vindt veel bijval in de zaal. De gemeente heeft voor deze twee gebouwen een onderzoek ingesteld naar mogelijke transformatie en hergebruik, er wordt dus niet zonder meer uitgegaan van sloop, weet Arjen. Er is hoop.
Voor de doorlezer:
Mevrouw Meijer:
- Bureau MevrouwMeijer.
- Scholen, Folder van erfgoedvereniging Heemschut, 2024 Brochure digitaal.
- Essay: Beter dan sloop, ook de rekensommen zijn beter, essay verschijnt begin 2025 bij Trancity Valiz.
Popma en Ter Steege Architecten:
- www.ptsa.nl
- Aaron Betsky, Mantijn van Leeuwen, Josse Popma en Jan-Willem ter Steege: Reuse to reduce, Architecture within a Carbon Budget. The case of BioPartner5, Jap Sam Books, Prinsenbeek, 2023.
Voor Zoetermeer:
- www.hetgeheugenvanzoetermeer.nl
- Inspiratiedocumenten van de Zoetermeerse Stadmakers: https://schatbewakers.nl/stadmakers/
- IHP Zoetermeer 2023 – 2027: Bouwstenen.nl.