De stedelijkheid van Zoetermeer
Auteur: Willem Hermans, stedenbouwkundige en schatbewaker.
De prikkelende stelling “Nieuwe steden worden geen echte steden” van Martin van der Maas, planoloog bij de gemeente Amsterdam vormt de aanleiding voor het organiseren van een eerste gesprek door het ArchitectuurPunt Zoetermeer (A.Z) op dinsdag 24 april 2018 in het Forum.
Judith Schotanus, coördinator A.Z, heeft in samenwerking met de programmaraad het idee bedacht om een open gesprek te houden over het onderwerp: ‘Tussen slaapstad en bruisend centrum’. Aanleiding is de publicatie waarin Martin van der Maas, planoloog in Amsterdam, twijfelt of Zoetermeer wel ooit een echte stad zal worden met de stedelijkheid van steden zoals Delft en Leiden. Het gesprek met Martin en andere gasten, wordt geleid door JaapJan Berg, zelfstandig moderator, maar als onderzoeker ook verbonden aan het INTI (International New Town Institute) en van daaruit bekend met de groeistad Zoetermeer. Wat voor soort stedelijkheid is er nu of straks in Zoetermeer te vinden? Idee over stedelijkheid is aan verandering onderhevig. Gedachtevorming van destijds is ook tijdgebonden; zie de eerste stadsmaquette van Zoetermeer.
De nieuwe stedelijkheid van Cadenza
Als eerste spreker is de vloer voor Gijs Tegelberg, architect bij OZ (Oever & Zaaijer) en als ontwerper verantwoordelijk voor het project Cadenza. Hij is sinds 1997 met het project bezig, toen OZ de prijsvraag won over deze stedelijke verlichtingsopgave; een serie woonclusters met voorzieningen in de plint van de gebouwen. Het uiteindelijk gerealiseerde project kent een lange voorbereidings- en ontwerptijd (20 jaar). Om de spanningsboog in het stadshart te versterken zijn aan zowel de west als aan de oostzijde twee nieuwe kernen ontwikkeld. De crisis heeft de aard en omvang van de programma’s nogal beïnvloed. Uiteindelijk is voor oost gekozen voor een bescheiden woonprogramma (starterswoningen), veel horeca, een gebouwde parkeervoorziening en een grote super.
Het zijn uiteindelijk de mensen, die karakter geven aan de stad.
Ruimtelijk is voor Cadenza gewerkt aan een rustige invulling van voorheen de Prins Willem Alexanderhal. In de omgeving staat al de nodige opvallende architectuur. Bestaande waarden van de openbare ruimte zijn herijkt en hebben geleid tot een beter theaterplein, een overdekte expeditiehof en een door wanden begeleide route. In de laatste fase van het plan zijn de bomen in deze route niet geplant. De weg moet ook als route voor de hulpdiensten en voor het geldtransport geschikt zijn. Het nieuwe ensemble staat voor een vanzelfsprekende vorm van stedelijkheid.
In de diverse studiefasen zijn voor de ruimtelijke organisatie van het project ook voorstellen ontwikkeld, die tot een nieuwe verbinding in de richting van de Dorpsstraat zouden leiden. Het parkeren zou op de Markt en/of onder de Dobbe gesitueerd worden en van daaruit zou een route leiden naar het stadshart van de toekomst en de andere route naar de Dorpsstraat.
Flexibiliteit van oude en nieuwe steden
Martin van der Maas is planoloog en nu werkzaam in Amsterdam. In een recente publicatie is een heldere stelling ingenomen: “Nieuwe steden worden niet vanzelf goede steden”. Deze stelling leidt in Zoetermeer tot de nodige reacties. Martin zijn bijdrage aan dit gesprek is een nadere uitwerking van die stelling en gebaseerd op een drietal ontwikkelingen.
In demografisch opzicht neemt het aantal alleenstaanden sterk toe; van 38% tot 45%. Nieuwe steden bouwen nog steeds frisse wijken voor frisse gezinnetjes. Tegelijkertijd zie je nu in groeisteden de vergrijzing toeslaan. Is hun bestaande woningvoorraad wel geschikt om deze ontwikkelingen te faciliteren? Hoe flexibel is de bloemkoolwijk qua woonmogelijkheden en hoe staat het met de voorzieningen? De economische ontwikkelingen hebben voor de nieuwe steden de diensteneconomie als bedrijfsprofiel meegegeven. En waar heeft het toe geleid; de armoede van nu leegstaande kantoren.
De groei van werkgelegenheid zit de creatieve sector. Zij vestigen zich in oude bedrijfspanden (fabrieken, werkplaatsen), op plekken met een verleden, waar ‘blurring’ mogelijk is; sport, spel, vermaak, werk, cultuur, verpozing – alles zit door elkaar heen. Naast de groei van de creatievelingen staat de opkomst van de zzp’ers. Wat bied je hen in een groeistad meer aan dan een parkeerplaats voor de noodzakelijke bus? Derde ontwikkeling staat voor de groei van het toerisme en wel de bekende stedentrip. Staat Zoetermeer op het lijstje van te bezoeken steden?
Nee en zo komen we tot de tweede stelling van Martin van der Maas; “Oude steden zijn beter bestand tegen de nieuwe tijd dan nieuwe steden.” Ter illustratie; de woningwaarde kaart van Amsterdam; het prijsverschil tussen de binnenstad + schil versus de nieuwe uitleg inclusief de westelijke tuinsteden. Of een stad zoals Nijmegen met een eeuwen oud stratenplan dat ook voor herbouw na WO II leidend blijft. En in de oudere stadsstraten vindt nog steeds transformatie van de plinten plaats; van bedrijf naar wonen en dan toch weer een bedrijfsactiviteit. De bloemkoolwijken missen de koffieshop. Kortom het zijn de oude steden die als magneet werken en de nieuwe steden zijn centrifuges.
Maak het op een plek of echt stedelijk of hou het sub-urbaan.
Wat zijn mogelijke recepten voor de verbouw van de nieuwe steden? Ander type centra ontwikkelen, echte “ouderwetse” stadsstraten aanleggen, meer rommelzones in en om de wijken mogelijk maken. Vergroot, verdicht en vermeng de centra, laat het rommelen toe, gebruik endogene krachten en vermijd het streven naar “halve” dichtheden. Maak het op een plek of echt stedelijk of hou het sub-urbaan. Blijf de bestaande wijken goed beheren en omdat de regio het speelveld van de stadsbewoner is, moet je in meer en beter openbaar vervoer a la de Randstadrail investeren.
In de discussie wordt het voorbereid zijn op de 21ste eeuw van verschillende kanten belicht; wel of niet aanpasbaar kunnen zijn van bebouwing in de oude stad staat naast het kunnen aanbieden van ruimte voor nieuwe mogelijkheden in de nieuwe stad. Ouder steden kennen ook problemen; ze worden te duur, ook voor alleenstaanden en ouderen. Het begin van een tweede overloop richting de groeikern? En aanwezig blijft het verschil tussen een stratengrid als karakteristiek van de oude stad en het woonerf en de bloemkoolwijk als het kenmerk van de nieuwe stad. Overheerst nu bij de bewoners van Zoetermeer een somber beeld of blijken zij tevreden te zijn met het wonen in hun eigen buurtdomeinen en halen zij hun stedelijkheid elders?
Aanvullingen op het basispakket van nieuwe steden
Arnold Reijndorp is onderzoeker en bijzonder hoogleraar Sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe stedelijke gebieden aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hij zet vraagtekens bij de zo geroemde stedelijkheid van de oude stad. Zoetermeer concurreert als stad met de sub-urbane woonmilieus van Pijnacker en Voorburg. Je kunt de kwaliteiten als stad verbeteren of het sub-urbane milieu versterken. Stedelijkheid zit niet in het oud of nieuw zijn van de steden. Er zijn verschillende vormen. Groeikernen zijn een compromis tussen een beetje stad en ongebreidelde sub-urbanisatie. Dat is sub-urbane stedelijkheid. Bovendien zijn nieuwe steden onvoltooide projecten. Het basispakket is er, maar er kunnen c.q. moeten nieuwe sets (cultuur, winkels, specifieke woonvoorzieningen) ‘bijgekocht’ worden. En je moet aan deze steden blijven knutselen. Nieuwe steden vragen om een gebruiksaanwijzing en daarover is een nieuwe publicatie in voorbereiding.
Om de ooit gedachte 20 miljoen inwoners in 2000 te kunnen huisvesten zijn we in 1960 aan het avontuur van de nieuwe steden begonnen. Eerst met hoogbouw, totdat we in de periode 1975-1985 ontdekten dat we met de tunnelkisten van ERA ook woonerven konden realiseren. We kennen nu een generatie mensen, die in de nieuwe stad zijn opgegroeid. Hoe staat het met de waardering, zijn die steden succesvol in de ogen van de bewoners?
Nieuwe steden kennen steeds meer diversiteit
De Nederlandse samenleving kent 22% hoger opgeleiden, 17% lager opgeleiden en de grote onbekende middengroep (61%) is in de nieuwe steden te vinden. Uit het rapport Stedelijkheid in en rondom Zoetermeer blijkt, dat het ongenoegen slaat op gebrek aan uitstraling, aan warmte en aan sfeer. Oude steden worden de laatste jaren sterk gewaardeerd; stedentrips te over. Er is geen ‘aanvulset’ stedenreis-stedelijkheid voor de nieuwe steden te koop.
Maar zijn die zo drukbezochte oude steden wel zo stedelijk? Oude steden zijn aan het homogeniseren. De stedelijkheid van de oude stad is de stedelijkheid van een specifieke doelgroep; de jongeren. Daarnaast leidt de verdere groei van de nieuwe stad in sociaal opzicht juist tot een toename van differentiatie van de bevolking. En wat is er mis met een shoarma eethuis op de begane grond van een eengezinswoning? Ook eengezinswoningen bevatten een eigen type flexibiliteit, dit wordt echter vaak beperkt door regels en bestemmingsplannen.
Groen is met zijn activiteiten de anti-structuur
Suburbane stedelijkheid is meer gebaat bij de aanwezigheid van parken dan van pleinen. Groen is prima om leuke dingen in te doen; feesten, hardlopen. Waar wonen en werken tot structuur leiden, vormt het groen met zijn activiteiten de anti-structuur; de informele sub-urbane stedelijkheid voor de eigen bewoners. Veel kleine dingen zelf doen maakt het realiseren van grote opgave mogelijk. We moeten van het gas af en al die daken, die door de bewoners met panelen worden belegd… Kortom mensen kunnen samen heel veel. En wanneer heet dat stedelijkheid? Als er wordt gezoend in de openbare ruimte, dat is een mooi evenwicht tussen anonimiteit en intimiteit.
Laatste advies voor Zoetermeer als je meer stedelijkheid wenst; ga niet zomaar de basisopzet wijzigen. In Milton Keynes, Engelse new town (een beetje Almere) hebben ze in een versie 2.0 de auto basisstructuur veranderd. De dominante rol van dat grid in de stadsuitleg is teruggebracht; deel 1 en 2 hebben nu niets met elkaar te maken en resulteert in twee stukken onvoltooide stad. Dus moet je of proberen een echte stad te worden (lijkt me lastig) of de eigen sub urbane kwaliteit koesteren en aan behapbare aanvulsets stedelijkheid koppelen (mijn advies).
Aanschaffen van pakket anti-structuur
JaapJan sluit als moderator de bijeenkomst af met ruimte voor nog een opmerking. Maarten wil niet praten over het bijbouwen van woningen, maar over het vergroten van stedelijkheid. Arnold pleit voor het aanschaffen van een pakket anti-structuur en Gijs voor het accepteren van verval.